Het is geen goed idee om je brandstoftank leeg te rijden

Iedereen heeft het wel eens meegemaakt. Het icoontje dat het niveau van brandstof aangeeft, is beginnen branden en het volgende tankstation is nog 'ver'. Hoewel we doorgaans nog een 80-tal kilometer kunnen rijden, doen we er best aan om toch zo snel mogelijk te tanken. Waarom?

In eerste instantie is het zo dat de brandstofmetertjes op het dashboard van de wagen niet altijd even betrouwbaar zijn. Hoewel nieuwe wagens uitgerust zijn met de nieuwste snufjes, blijft het op het niveau van de brandstofmeter moeilijk om exacte informatie te verkrijgen. De brandstofmeter kan immers al een grote variatie vertonen wanneer je een helling oprijdt tegenover wanneer je diezelfde helling afrijdt.

Met een zo goed als lege brandstoftank rijden heeft ook gevolgen voor het goede functioneren van de wagen. Er kan immers bezinksel en vuil dat zich onderaan de tank bevindt in de brandstofleidingen terechtkomen. Dit kan aanleiding geven tot verstoppingen. Rijden op brandstofreserve is ook slecht voor de brandstofpomp. Zeker bij benzinemotoren, maar ook bij dieselmotoren, bestaat het risico dat de elektrische brandstofpomp de geest geeft als er geen brandstof wordt toegevoerd en rijden op reserve betekent een mindere toevoer van brandstof. Een dieselmotor moet trouwens ontlucht worden wanneer men op de laatste restjes diesel heeft gereden. Het is tenslotte ook schadelijk voor de brandstoffilter. Deze moet vaker vernieuwd worden wanneer hij geregeld bezinksel en vuil moet verwerken als gevolg van het rijden op reserve. 

Naast de evidente ongemakken van het rijden op brandstofreserve, zijn er dus nog heel wat andere nadelen aan verbonden. Deze zijn zowel technisch als mechanisch van aard, en kunnen aanleiding geven tot een flinke rekening bij je garagist. Ons advies is dan ook om te tanken wanneer het brandstoficoontje begint te branden en de tank altijd voor minimaal een kwart gevuld te houden. Zo bewaar je niet alleen je gemoedsrust, maar vermijd je ook schade aan je wagen.